Programma Stopcontact op Land

Home > Home > FAQ

FAQ

Een toekomstbestendige netaansluiting is een aansluiting op de verzorgingsplaats met genoeg capaciteit voor de verwachte vraag naar elektriciteit in 2050. Tegen die tijd is de overgang naar elektrisch rijden, de mobiliteitstransitie, grotendeels afgerond en zal de vraag naar laadpunten langs het hoofdwegennet sterk zijn toegenomen.

De capaciteit van deze netaansluiting hebben we nu nog niet nodig, maar in de toekomst wel. De grotere aansluiting voorkomt dat we later de aansluiting moeten vervangen voor een met grotere capaciteit, dit bespaart tijd en kosten.

Het is nog onzeker of het Rijk de leiding neemt in het aanleggen van deze aansluitingen. Marktpartijen investeren op basis van de tijd dat zij actief zijn op de verzorgingsplaats, dit is nu 15 jaar. Dit betekent dat zij waarschijnlijk geen nieuwe aansluiting bouwen die al voldoet aan de verwachte vraag in 2050.

Het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) is binnen het Rijk verantwoordelijk voor mobiliteit en daarmee ook voor de transitie naar elektrisch vervoer. Rijkswaterstaat (RWS) is als uitvoerende organisatie onder IenW verantwoordelijk voor het beheer en functioneren van het hoofdwegennet, de snelwegen. Om de transitie naar elektrisch vervoer mogelijk te maken op het hoofdwegennet is op tijd voldoende laadcapaciteit nodig op de verzorgingsplaatsen. Daarom onderzoeken IenW en RWS samen de ontwikkeling van toekomstbestendige netaansluitingen langs het hoofdwegennet in het pilot- en leerprogramma Stopcontact op Land (SOL).

Ja, het Rijk verwacht dat de toekomst van de automarkt op lange termijn elektrisch is. De voorspelling is dat het aandeel elektrische voertuigen op de weg gaat stijgen van 5% in 2024, naar 50% in 2035 om daarna door te groeien richting 100% in 2050 (ElaadNL; NOS). Deze groei komt bijvoorbeeld doordat het vanaf 2035 in de Europese Unie verboden is om een nieuwe auto op fossiele brandstof te kopen. Periodes van mindere groei horen nu eenmaal bij een grote transitie zoals de mobiliteitstransitie. Een toekomstbestendige netaansluiting is dus nog steeds nodig.

Het grootste deel van de voertuigen zal meestal op de bestemming worden geladen. We verwachten dat in de toekomst ongeveer 10% van de laadsessies wordt uitgevoerd bij een snellader en dat ongeveer 4% van de laadsessies wordt gedaan op een verzorgingsplaats aan een snellader. Dus ja, ook in de toekomst zal een klein deel van de laadsessies op verzorgingsplaatsen zijn, net als nu het geval is voor het tanken. Toch is de toekomstige vraag naar elektrische energie enorm, 392 miljoen kWh, dat is 10% van het jaarlijkse energieverbruik van Amsterdam. 

Als het Rijk geen toekomstbestendige en collectief te gebruiken aansluiting realiseert op de verzorgingsplaatsen blijft de huidige praktijk bestaan. De laadpaalexploitant moet nu zelf voor een netaansluiting zorgen.

Laadpaalexploitanten zijn al actief op de verzorgingsplaatsen (denk aan bijvoorbeeld FastNed of Shell). Zij huren een deel van de verzorgingsplaats (=WOZ-object) en vragen bij de regionale netbeheerder (RNB) een aansluiting aan. De exploitant heeft geen (commercieel) belang om de aansluiting groter te laten zijn dan hij verwacht nodig te hebben tijdens de huurperiode (15 jaar). Na afloop van deze periode zal voor een volgende huurperiode van 15 jaar een zwaardere aansluiting aangevraagd worden waarmee de eerste aansluiting wordt afgeschreven. In ongunstige gevallen kan per verzorgingsplaats drie keer zo’n stap worden gemaakt voordat de eindsituatie wordt bereikt. Daarnaast kunnen op de verzorgingsplaats meerdere laadpaalexploitanten actief zijn. Ieder met een eigen aansluiting. Deze handelswijze leidt bij 230 verzorgingsplaatsen tot hoge maatschappelijke kosten en dus hogere kosten voor de gebruiker en aanzienlijk meer werk voor de regionale netbeheerder (RNB).

De doorlooptijd van het aanvragen en realiseren van een netaansluiting is momenteel lang vanwege netcongestie en krapte op de arbeidsmarkt. Het is daarom de vraag hoeveel jaar een laadpaalexploitant de netaansluiting kan benutten wanneer hij deze zelf moet aan (laten) leggen. Bij een gemiddelde doorlooptijd voor een nieuwe netaansluiting van 4 jaar is dat dus slechts 11 jaar!

Regie door het Rijk zorgt voor:
- In een keer een netaansluiting maken die voldoet aan de geschatte laadvraag in 2050
- Tijdswinst van gemiddeld 4 jaar doordat wachttijd voor vergroten capaciteit na vergunning laadkavel wegvalt.
- Een grote netaansluiting op alle relevante verzorgingsplaatsen, ongeacht afstand tot het netwerk van de regionale netbeheerder

We verwachten dat in 2050 tussen de 18-28 snellaadpunten voor personen- en bestelauto's en ongeveer 6 snellaadpunten voor vrachtwagens in gebruik zullen zijn.

Een snellaadpunt is een parkeerplaats waar een voertuig kan worden geladen. In de periode tot 2050 zal het aantal snellaadpunten groeien, de snelheid hiervan is nog onzeker. De toekomstbestendige netaansluiting zal hier ruimte voor geven, want de capaciteit van de kabelverbinding is voldoende voor wat nodig is in 2050.

Alleen ligt het aan de ruimte op het netwerk van de regionale netbeheerder of het benodigde elektrische vermogen geleverd kan worden. Daarnaast bepaalt de snellaadexploitant hoeveel snellaadpunten er gemaakt worden, dit zal verschillen per verzorgingsplaats.

Dit is een lastige vraag aangezien het over de toekomst gaat. Helaas kunnen we de toekomst niet voorspellen.

Wel weten we dat netcongestie, de dienstverlening van de snellaadexploitant en de snelheid van de mobiliteitstransitie invloed hebben op de beschikbaarheid van voldoende elektrisch vermogen.

Verder uitgelegd:

  1. Netcongestie: in hoeverre de regionale netbeheerder de elektriciteitsvraag op de verzorgingsplaats kan leveren is heel belangrijk. De snellaadexploitant is hier namelijk afhankelijk van. Op dit moment wordt veel ontwikkeld om het bestaande net slimmer te benutten, denk aan het afnemen van stroom buiten de piekmomenten en het toepassen van batterijen om pieken in de vraag naar snelladen op te vangen. We verwachten dat batterijen tijdelijk een deel van de laadvraag die niet geleverd kan worden door de netbeheerder zullen opvangen. Als dat voldoende is, kunnen de auto’s en vrachtwagens met de gewenste snelheid laden.
  2. Dienstverlening van snellaadexploitant: deze zal proberen om zo voorspelbaar mogelijk te zijn. Dus zal de snellaadexploitant onderbrekingen of grote verschillen in het snelladen proberen te voorkomen. 
  3. Snelheid van de mobiliteitstransitie: hoe groot de vraag precies zal zijn, heeft ook verband met het kijken in de toekomst. Als in een korte tijd de vraag snel stijgt, moeten de exploitanten snellaadpalen toevoegen. Dit kan effect hebben op de wachttijd voordat kan worden geladen. Dit heeft ook een link met de netcongestie, zoals aangegeven is de snellaadexploitant afhankelijk van de beschikbare capaciteit op het distributienet. Concreet, als de laadpalen bezet zijn zullen voertuigen moeten wachten voordat gestart kan worden met laden. Als vervolgens geladen wordt, gelden de hierboven genoemde punten weer.

Het is nog niet zeker of de toekomstbestendige netaansluitingen gebouwd worden. Als het Rijk regie neemt en besluit de toekomstbestendige netaansluitingen te bouwen, wordt dit aangepakt aan de hand van de Routekaart. Dit is een planning voor de transitie van alle verzorgingsplaatsen. Deze planning bepaalt per verzorgingsplaats wanneer de verwachte vraag naar snelladen dusdanig groot is dat een grote netaansluiting benodigd is. Alleen hebben we ook te maken met de capaciteit en planningen van de Regionale Netbeheerders. Zij moeten ruimte hebben om de kabels aan te leggen én om deze aan te sluiten. Hier wordt ook rekening mee gehouden in de Routekaart. We verwachten nu dat tussen 2030 en 2038 de netaansluitingen zullen worden gebouwd.  

De netaansluiting kan 8500 kW vermogen leveren. Dat wil zeggen, de onderdelen zoals de kabels, schakelaars en aansluitpunten zijn ontworpen om dit aan te kunnen. Dat zegt alleen nog niets over het elektriciteitsnet, want het gevraagde vermogen moet geleverd worden vanuit het distributienet van de regionale netbeheerders. Juist in tijden van netcongestie is meer vraag naar vermogen (op bepaalde momenten) dan geleverd kan worden door de netbeheerder. Verder geldt dat de netaansluiting voldoende capaciteit moet hebben voor de eindsituatie van de mobiliteitstransitie, dus het moment dat het meeste vervoer elektrisch rijdt. De netaansluiting zal elk jaar steeds iets meer benut worden tot het einde van de transitie (2050).

Waarmee is dit vermogen te vergelijken?
8500 kW is te vergelijken met het vermogen dat nodig is om een woonwijk van 1500 woningen te voorzien van elektriciteit (woningen met een warmtepomp).

Verder is een netaansluiting ongeveer 500 keer zo klein als al het vermogen dat de fabrieken van Tata Steel nodig hebben, dit is namelijk 4GW. Het totaal vermogen voor alle 230 verzorgingsplaatsen en dus netaansluitingen komt wel in de buurt van het vermogen van Tata Steel, namelijk 1600 MW (dat is 1,6 GW).

Bron Klimaat Helpdesk

Elke grote netaansluiting heeft op het perceel van de klant (gebruiker aansluiting) een inkoopstation waar de kabel binnenkomt. Daarnaast moet de elektriciteit verdeeld worden. Daarvoor zijn schakelaars nodig, deze bevinden zich in een gebouw dat lijkt op het inkoopstation. Afhankelijk van de hoeveelheid beschikbare ruimte kan worden gekozen voor één gebouw met daarin het inkoopstation en de automaten (verdelers) of voor twee losse gebouwen. Bij elkaar neemt dit ongeveer 7 - 10 meter bij 3 meter in. Op de verzorgingsplaats zullen ook transformatoren worden geplaatst, deze worden aangesloten op de kabels afkomstig vanaf de automaten (verdelers) SOL, maar zijn eigendom van de Charge Point Operator (CPO). De transformatoren hebben een ruimte nodig van 6,5 meter bij 4,5 meter (transformator inclusief vrije ruimte).
De kabels verbinden de verschillende componenten met elkaar. De kabels worden zo aangelegd dat ze later makkelijk te bereiken zijn (bijvoorbeeld in de vrije ruimte onder een voetpad).

Bij een toekomstbestendige netaansluiting zijn diverse partijen betrokken met eigen taken en verantwoordelijkheden. Zo stelt het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat wet- en regelgeving op om laden van elektrische voertuigen op verzorgingsplaatsen mogelijk te maken. Rijkswaterstaat voert deze wet- en regelgeving vervolgens uit door onder anderen een toekomstbestendige netaansluiting te ontwikkelen en laadkavels uit te geven aan Charge Point Operators (CPO's); de laadpaalexploitanten. Het Rijksvastgoedbedrijf verhuurt daarna namens het Rijk een deel van de verzorgingsplaats aan een CPO, waarna de CPO via de toekomstbestendige netaansluiting aansluit bij het net van de regionale netbeheerder en een energiecontract afsluit met een energieleverancier. Naast de CPO kunnen mogelijk ook andere partijen zoals een duurzame energieopwekker of een waterstofstation op de verzorgingsplaats betrokken zijn bij de toekomstbestendige netaansluiting. 

Dat weten we nog niet. Het is mogelijk om via een Gesloten Distributie Net (GDS) de elektriciteit op de verzorgingsplaats te verdelen. Dit is een privaat net achter de aansluiting. De eigenaar van het net wordt dan een soort kleine netbeheerder. Dat betekent trouwens niet dat iedereen toegang kan aanvragen voor dat net zoals het geval is bij de regionale netbeheerders (o.a. Enexis, Stedin en Liander). Het is namelijk een privaat elektriciteitsnet.

Nee, de toekomstbestendige netaansluiting is alleen bedoeld voor afnemers van energie op de verzorgingsplaats. Een industrieterrein is wel een afnemer, maar ligt buiten de verzorgingsplaats. Opwekkers van energie zoals wind- en zonneparken kunnen wel van buiten de verzorgingsplaats aansluiten. De reden hiervoor is dat op de netaansluiting maar een maximale hoeveelheid energie kan worden afgenomen. Deze hoeveelheid is bepaald op basis van de verwachte elektrische vraag voor het laden van voertuigen op het einde van de mobiliteitstransitie. Als het Rijk afnemers van buiten de verzorgingsplaats toestaat is te weinig energie beschikbaar voor het laden.

Ja, als het Rijk besluit de toekomstbestendige netaansluitingen aan te leggen is dat een investering in het elektriciteitsnet.

Maar dit is indirect. Voor het realiseren van een toekomstbestendige netaansluiting moet de regionale netbeheerder namelijk kabels aanleggen en aansluiten op hun distributienet. Dit kost natuurlijk geld.

Daarnaast moet het distributienet de (toekomstige) vraag kunnen voorzien, hiervoor zijn ook uitbreidingen in het distributienet nodig. Vanwege de energietransitie zijn veel uitbreidingen nodig, daarom zitten in de kosten van de netaansluiting voor het Rijk ook kosten verwerkt voor het uitbreiden van het distributienet.

Alleen zijn daarmee nog niet alle kosten voor de regionale netbeheerder betaald. Naast de investering in de netaansluiting dragen ook de groeiende gebruikskosten van de netaansluiting bij aan de totale kosten die de regionale netbeheerder maakt voor het uitbreiden van het distributienet. We verwachten dat de gebruikskosten worden betaald door de snellaadexploitant als gebruiker van de toekomstbestendige netaansluiting.

Nee, in geen een uitwerking van SOL is sprake van de verkoop van energie door het Rijk. Het klopt dat het Rijk eerst een netaansluiting organiseert, maar deze gebruikt zij zelf niet. De gebruikers (bijvoorbeeld een Charge Point Operator) sluiten zelf een energiecontract af met een energieleverancier. Vergelijk het met de situatie thuis, de regionale netbeheerder zorgt voor de aansluiting terwijl de consument zelf een energieleverancier kan kiezen. Datzelfde principe is ook van toepassing voor de toekomstbestendige netaansluitingen.

Cookie-instellingen